Ik, ik heet Petronella Sbackers. In ben een geval apart. Een beetje een humeurige begijn, ik. In 1600 kreeg ik het aan de stok met de Grootjuffrouw, dat was onze leidster. Die verkozen we onder elkaar. Niet dat ik ooit veel kans maakte, ik was niet zo welgesteld en dus meer een meid voor alle werk. Ze hielden me in de gaten. Ze vonden altijd wel iets. Dat ik niet gehoorzaam genoeg was. Dat ik soms op de hoek van het plein ‘verdachte gesprekken’ voerde, dat ik liefdesbrieven schreef. En waarom ik soms buiten bleef logeren? Vonden ze ook verdacht. Niet dat het allemaal waar is, en wie zal het nu nog controleren? Volgens mij zijn de feiten verjaard. Maar ik kreeg op mijn donder en hield me nadien gedeisd. Veel keus had ik ook niet. Wat had ik moeten aanvangen met mijn leven, in de wereld, als niet zo rijke vrouw?
Ik wil maar zeggen, het was hier niet altijd koek en ei. Clémence van de Putte, bijvoorbeeld, een van mijn zusters, luidde ooit eens voor de lol de noodklok. Iedereen in paniek de straat op, doodsbang voor brand. Ze liet ook dames in haar huisje logeren, bij wie dan mannen ‘op bezoek’ kwamen. Een zogenaamde oom uit Lille, een baron die dinertjes hield met konijn, gebak, sloten wijn en ander lekkers. Clémence droeg verder soms mannenkleren. Tegenwoordig kijkt niemand daar van op, maar in mijn tijd was dat dus lichtelijk vernieuwend, zacht uitgedrukt. Het ergste echter, wat ze Clémence aanwreven, was dat ze roddelde. Over de Grootjuffrouw. Dat deed je dus beter niet.
Niet dat onze leidsters engeltjes waren. Geregeld hadden ze hommeles, met de bisschop, soms zelfs de paus, over wie nu wel of niet, of toch weer wel onze kapelaan mocht kiezen bijvoorbeeld. Ruzie met de vorst ook, die vond dat we in ruil voor zijn bescherming vrienden van hem onderdak en eten moesten geven. En natuurlijk lagen we soms met elkaar overhoop. Wie Grootjuffrouw mocht zijn en wie portierster, en wie dan wat mocht doen in de kapel bijvoorbeeld. Van die pietluttigheden, eigenlijk.
Natuurlijk, ik vouw nu een handvol eeuwen in een paar zinnen samen. Al bij al hielden we het rustig, onder elkaar. Laat ons gebekvecht dus geen reden zijn om hier zelf eventjes de boel op stelten te zetten. Leuk dat je op de bank een broodje eet, of fijne gesprekken voert, met mannen ook, gelukzakken, maar hou het verder wel netjes. Wij danken u zeer.