Mijn naam is Claesinne van Niewlant en ik woonde hier in het begijnhof tot aan mijn dood in 1611. Ik was een beetje een levende legende in mijn tijd, eigenlijk tegen mijn natuur in. Ik leidde een teruggetrokken bestaan, volkomen in de ban van God. Ik wilde me helemaal met Hem verenigen, al mijn bezittingen wegschenken bijvoorbeeld, om even naakt als Hij me had geschapen tegenover Christus te staan. Dat laatste zorgde hier en daar voor ongerustheid, maar ik bedoelde het figuurlijk, dat snapt u vast wel.
Maar toch, ik had een vurige natuur. Wanneer ik onze kerk betrad, voor de diensten, ging mijn hart vol hunkering uit naar het tabernakel, waar Christus’ vlees en bloed wakkerde als een vlam die me naar zich toe riep en die me helemaal omhulde. Dat weet ik omdat medezusters het onthielden en het overal rondbazuinden. Hoe heilig ik wel niet was, hoezeer door de Hemel aangeraakt. Zelf was ik elders, in een ruimte buiten de ruimte, waar alleen maar Liefde was. Tijd noch eeuwigheid bestond.
Wanneer Mijn Goddelijke Beminde zich aankondigde, zeiden mijn medezusters altijd, leek een intense gloed me op te tillen. Sommigen zeiden zelfs dat ze zich aan mijn kleed moesten vastklampen omdat ik me anders aan het plafond zou hebben gestoten. Ik weet het niet.
Ik was “overwezenlijk” wanneer ik mijn mystieke ervaringen had. Zo noemde ik het zelf, omdat er geen woord voor bestond. Ik had het ook niet hoeven te verzinnen als mijn medezusters niet op het lumineuze idee waren gekomen om een geleerde priester op me af te sturen, die me de oren van het hoofd vroeg en van mijn uitspraken een boekje maakte. Het vergrootte mijn bekendheid enorm en mijn verlegenheid ook.
Ik houd me nog altijd graag op de achtergrond, zoals u kunt zien omdat u me niet kunt zien. En het liefst van al zwijg ik. Voor de pracht van de schepping en de glorie van God zijn woorden veel te benepen bokaaltjes, vind ik.
Zullen we hier naast mekaar een beetje zitten zwijgen? Het lover in de bomen horen ruisen? Het knikkebollen van de grassprieten bezien, op de ademstoten van de wind? En vol rust en vrede stromen, hemels of aards, of overwezenlijk?